Het is hoog zomer aan de Franse Cote d’Azur, waar het koppel Jean-Paul (Alain Delon) en Marianne (Romy Schneider) een maand vakantie houden. De idylle in hun luxueuze villa in de buurt van Saint Tropez wordt verstoord wanneer Harry (Maurice Ronet), een ex van Marianne, samen met zijn aantrekkelijke dochter Pénélope (Jane Birkin) op bezoek komt. Dat het koppel van weleer het nog steeds goed met elkaar kan vinden is een doorn in het oog van Jean-Paul die zich dan maar op de (nauwelijks meerderjarige) Pénélope stort.
Het is een eenvoudige maar potentieel explosieve premisse, die ons op een jazzy soundtrack van Michel Legrand en op het dromerige ‘Ask Yourself Why’ van Sally Stevens wordt gepresenteerd. Het eerste uur bestaat uit een aaneenschakeling van slome zomerse dagen waarin de personages met elkaar flirten, elkaar uitdagen, norse of steelse blikken wisselen en hun natte lichamen langzaam laten drogen in de zon. (Zonnecrème is de grote afwezige hier.) Alles lijkt wat te kabbelen maar de door het zonlicht diep getaande lichamen van deze twee Europese filmsterren (Delon & Schneider waren eind jaren 60 wellicht de meest sensuele en aantrekkelijke mensen ter wereld) houden onze aandacht scherp. De schijnbaar oppervlakkige dialogen verbergen onuitgesproken verlangens en affectieve frustraties. In de loop van het tweede uur transformeert de film tot een policier wanneer een moord en het bijhorende onderzoek de nieuwe focus van de film worden.
La Piscine is een romantische, psychologische thriller, maar we kunnen de film ook omschrijven als “zwembadfilm”. De zwembadfilm is geen officieel genre, maar net zoals in onder andere The Swimmer (Frank Perry, 1968), Sunset Boulevard (Billy Wilder, 1950), The Graduate (Mike Nichols, 1967), en Swimming Pool (François Ozon, 2003) is het zwembad van La Piscine beladen met symboliek. Het zwembad geldt als pars pro toto voor de decadente levensstijl van de bovenklasse, voor het kapitalisme, voor de spiegelingen van onze eigenwaan, en speelt als locatie een centrale rol in de plot.
De film kreeg een losse remake met A Bigger Splash van Luca Guadagnino in 2015, maar de Italiaanse regisseur zag het origineel van Deray naar eigen zeggen maar één keer toen hij zestien was en noemt La Piscine niet meer dan een ‘aanleiding’. Guadagnino bewaarde enkel de setting (een luxe vakantievilla tijdens een zwoele zomer) en de vier rusteloze en ietwat hitsige hoofdpersonages. In de remake draagt Matthias Schoenaerts overigens een zonnebril van hetzelfde merk (Vuarnet) als Alain Delon in het origineel. Het eerdere Swimming Pool van François Ozon knipoogdeZo is in Ozons film ook sprake van dubbelzinnigheid, een moord aan een zwembad, is de seksuele spanning te snijden en is het hoofdpersonage gespeeld Charlotte Rampling — een generatiegenote van Jane Birkin — net als Delon een schrijfster. ook al veelvuldig naar de klassieker van Deray zonder er een echte remake van te zijn.
Jacques Deray staat te boek als de regisseur van verschillende stijlvolle Franse policiers met sterren van de late na-oorlogse periode en van de Nouvelle Vague in de hoofdrol, zoals Jean-Paul Belmondo, Lino Ventura, Jean-Louis Trintignant en Jean-Claude Brialy. Hij zou maar liefst negen keer samenwerken met Delon: La Piscine was hun eerste film, L’ours en peluche (1994) hun laatste. Deray wordt wat overschaduwd door die andere Fransman die excelleerde in polars en psychologische drama’s, met name Jean-Pierre Melville, die zelf ook meerdere keren samenwerkte met Delon. Toch heeft Deray heel wat knappe maar stilistisch eerder discrete films op zijn palmares staan. Hij debuteerde in 1960 (met Le Gigolo) en verscheen dus voor het eerst op het Franse filmtoneel midden in een periode van vormvernieuwing, narratief experiment, en de algemene aansluiting bij modernistische tendensen. Een opwindende periode, waarin het vinden van een eigen stijl een must was voor zowel de filmkritiek als voor elke zichzelf respecterende nieuwe filmmaker.
Deray was in 1969 niet langer op zoek naar zijn eigen stijl, die had hij naar eigen zeggen al gevonden, en in interviews over de film omschrijft hij zichzelf goedkeurend als ‘een voyeur’ die zijn verhaal ‘vindt’ in het observeren van het gedrag van anderen. Het zijn minder de dialogen of de narratieve structuur die hem boeiden bij La Piscine, dan wel de stiltes, de blikken, het ritme van de slome lichamen, de menselijke interactie.
Opvallend zijn de vrij lang aangehouden shots met trage camerabewegingen, alsof de cameraman door het warme zonlicht niet al te gehaast was om zich van de ene naar de andere plek te verplaatsen. Het past allemaal bij de broeierige, lome sfeer. De camera maakt ons op deze manier ook langzaamaan, behoedzaam bijna, vertrouwd met de verschillende hoekjes van de beperkte ruimte waarbinnen de film zich afspeelt, maar de vertrouwdheid is verraderlijk. Net zoals we geen toegang krijgen tot alle plekken in het huis, zijn er veel ellipsen in het verhaal en wordt er ons meer niet dan wel getoond. Voorts zijn er kleine, niet benadrukte herhalingen (een jas die van eigenaar wisselt, muzikale repetitieve motieven, spiegelingen in menselijk gedrag) verweven doorheen de textuur van de film.
Het scenario werd geschreven op basis van een narratieve structuur van Alain Page door Deray en Jean-Claude Carrière, de gevierde scenarist die al had samengewerkt met Luis Buñuel, Louis Malle, en Pierre Étaix. Carrière zou na La Piscine nog samenwerken met de belangrijkste auteurs van het Europese post-modernistische filmlandschap zoals Forman, Schlöndorff en Haneke. Volgens Deray was Carrière de uitgelezen man om de ambiguïteit van de personages in deze huis-clos (een intiem psychologisch drama dat zich achter gesloten deuren afspeelt) precies te vertalen. De soms banale dialogen zoals een gesprek over Oosters eten terwijl iedereen aan heel andere dingen aan het denken is, creëren een spanning die alleen Pénélope, de jonge idealiste in het gezelschap, ondraaglijk schijnt te vinden. (De volwassenen zijn dit soort van spelletjes duidelijk al gewend.)
De vierkoppige hoofdcast weerspiegelt de flexibiliteit en de letterlijke grenzeloosheid van de Europese filmsterren in deze periode. De hoofdcast was (zo goed als) perfect tweetalig (Frans-Engels) en Deray draaide daarom twee versies in chronologische volgorde, na elke Franstalige take volgde de Engelstalige take. De Fransman Alain Delon en de de Duitse Romy Schneider waren in het echte leven nog vijf jaar lang een koppel geweest (een romance waar de tabloids en de fans van zwijmelden) tot ze uit elkaar gingen in 1963. Hun reünie op het scherm profiteert van dat gedeeld verleden: is het inbeelding of zijn de sensuele aanrakingen tussen Delon en Schneider zo overtuigend omdat ze als ex-minnaars de intimiteit niet hoeven te spelen maar ze daadwerkelijk kunnen oproepen? Als kijker voel je je bijgevolg soms een beetje een voyeur, of minder negatief gesteld, een bevoorrechte getuige van hun speelse vertrouwdheid. La Piscine was de vierde van wat uiteindelijk vijf samenwerkingen tussen hen beiden zou worden. (Hun eerste film was Christine van Pierre Gaspard-Huit.)
Delons personage Jean-Pierre is zowel kwetsbaar en gesloten als onvoorspelbaar en dreigend, een combinatie van eigenschappen die Delon al vaker met verve had gecombineerd. Schneiders Marianne is modern en stoutmoedig, maar ook scherpzinnig, een personage waarmee ze de Sisi-erfenis, die aan haar bleef plakken als ‘natte havermout’, verder van zich afschudde. De film wordt wel eens als de start van haar ‘volwassen’ filmcarrière gezien, dit ondanks het feit dat ze ondertussen al had samengewerkt met Orson Welles, Robert Siodmak en Otto Preminger. Vanaf La Piscine werkte ze voornamelijk in Frankrijk, waar ze zich opwerken zou tot icoon en tenslotte tragische lieveling van de Franse cinema.
Delon, de immer koele, blonde halfgod met de staalblauwe ogen, had in 1969 al samenwerkingen met de meest interessante en vernieuwende regisseurs van Europa op zijn conto. Zo had gewerkt met Luchino Visconti (Rocco e il suoi fratelli, 1960; Il Gattopardo, 1963), Jean-Pierre Melville (Le Samourai, 1967), Alain Cavalier (L’insoumis, 1964), Julien Duvivier (Diaboliquement vôtre, 1967), Jack Cardiff (Girl on a Motorcycle,1968) en Michelangelo Antonioni (L’eclisse,1962). Hij probeerde het ook enkele jaren in Hollywood, maar keerde terug naar Frankrijk, waar hij in tegenstelling tot in de VS, wel gold als een grote ster. Het genre van de policier lag Delon goed, hij maakte doorheen de jaren verschillende films binnen het genre en hij vertolkte zowel de rol van ‘flic’ als van gangster met evenveel aplomb. Na La Piscine maakte hij met Deray onder andere ook Borsalino (1970), een retro gangsterfilm die zich afspeelt in Marseille.
De set van La Piscine was eveneens een weerzien tussen Delon en Maurice Ronet. In Plein Soleil, de klassieker van René Clement uit 1960, hadden ze al het scherm gedeeld en ook daar wordt Ronet onder de brandende zon door een jaloerse Delon een kopje kleiner gemaakt. Ronet maakte zijn filmdebuut in Jacques Beckers speelse en energieke jongerenfilm Rendez-Vous de Juillet (in 1959) maar was pas helemaal doorgebroken in 1960 met L’ascenseur pour l’échafaud van Louis Malle. Voor Jane Birkin was het haar eerste Franstalige film. Ze was onzeker over zowel haar uitspraak als haar looks want ze vond dat ze eruitzag als ‘een Paashaas’ in de kleren die ze nota bene uit haar eigen garderobe had meegebracht.
De schitterende kostuums van Romy Schneider zijn aan de hand van André Courrèges, een couturier die de uitvinding van de minirokHij is niet de enige want ook Mary Quant meent die eer toe te komen heeft geclaimd. Courrèges verleende maar aan een paar films zijn medewerking en zijn ontwerpen zijn erg verbonden met, zelfs als het ware emblematisch voor, wat we ons voorstellen bij typische sixties fashion.
Michel Legrand, de componist van de film, was één van Frankrijks grootste en hij wordt vooral warm herinnerd omwille van zijn vele samenwerkingen met Jacques Démy, voor wie hij onder andere Les Parapluies de Cherbourg (1964) en Les Demoiselles de Rochefort (1967) van muziek en liedjes voorzag. Voor La Piscine creëerde hij een dromerige, slaperige, en ontegensprekelijk sexy, jazzy soundtrack.
La Piscine werd gedraaid vlak na de sociale revolte van mei ’68. In februari betoogden filmmakers zoals Godard, Truffaut, en Malle tegen het ontslag van Henri Langlois als curator van de Cinémathèque (wat ze ongedaan gemaakt kregen). Later dat jaar, tijdens het Festival van Cannes, liet het nationale protest zich ook voelen aan de Côte d’Azur. Cineasten zoals Godard en Truffaut eisten dat filmmakers hun solidariteit verder betuigden met de protesten die plaatsvonden aan de universiteiten en in de fabrieken. Vertoningen werden stilgelegd en ook verschillende filmproducties werden on hold gezet. Deray voelde zich betrokken bij het protest en de ideologische vernieuwingen, maar La Piscine is geen politiek kritische of revolutionaire film.
De film werd gemengd ontvangen. Sommige critici merkten op dat er bitter weinig gebeurt, dat zelfs schoonheid gaat vervelen en dat geparfumeerde leegheid gaat stinken. Deray werd dan ook een gebrek aan ‘Chabrol’ (of ‘Hitchcock’) verweten. Aan de andere kant zag en sommige Franse critici in Deray een nieuwe auteur, die aan het beste werk van Otto Preminger kon tippen (denk Laura, denk Bonjour Tristesse). De recente vrije adaptaties en een reclamecampagne van Dior voor ‘Eau Sauvage’ uit 2004, waarin de beelden van Alain Delon aan het zwembad worden hergebruikt, tonen aan dat de sexy sfeer van de film en de verloren gegane glamour en cool van de iconische sterren nog steeds tot de verbeelding spreken.
La Piscine heeft tot slot ook een mysterieus kantje door een faits divers dat plaatsgreep niet lang voor de tournage van de film. Een ex-werknemer van Delon, Stefan Markovic, een zware jongen en de ex-bodyguard en hulpjongen van Delon, was dood aangetroffen in verdachte omstandigheden. Onder andere het echtpaar Delon (maar ook de vrouw van toekomstig Frans president Pompidou) werd ondervraagd over de zaak, die overigens nooit werd opgehelderd.
De perfecte misdaad dus, zowel in het echte leven als op het witte doek.