Zestig jaar geleden regisseerde Pasolini pas op z’n veertigste zijn tweede langspeelfilm Mamma Roma (1962). Nog voor Pasolini zijn eerste film draaide, was hij al een bekend en berucht dichter in het Friuliaans dialect en het Italiaans — hij schreef zijn eerste gedichten op zevenjarige leeftijd —, was hij een vurige brievenschrijver, een controversiële polemist en essayist en een schandaalwekkende romanschrijver. Vanuit zijn filmmaken ging Pasolini ook nog theater en zelfs liedjes schrijven. Alsof dat nog niet genoeg was, tekende en schilderde hij ook en onder impuls van kunsthistoricus Roberto Longhi schreef Pasolini over beeldende kunst. Hij reisde ook graag. Naar Oost-Europa, Griekenland, India, Marokko, Egypte, Kenia, Soedan, Brazilië…. En dan nog was er tijd voor voetbal en om veel, vluchtig en zuchtig de liefde te bedrijven. De mens, intellectueel en kunstenaar Pasolini stond vaak alleen en eenzaam in de strijd tegen verbale en fysieke aanvallen van zowel de traditionele linker- als de extreem rechterzijde van het politieke spectrum. Pasolini werd veroordeeld voor blasfemie, hij werd beschimpt en bespot voor zijn homoseksualiteit en zijn seksuele omgang met minderjarige jongens. Hij moest juridische processen ondergaan en moest altijd censuur trotseren. Niettemin had Pasolini een hechte en intieme vriendenkring met onder meer schrijvers Alberto Moravia, Elsa Morante, actrice Laura Betti, dichter Attilio en regisseur Bernardo Bertolucci, en Pasolini’s neef Nico Naldini. En er was zijn grote liefde, de zesentwintig jaar jongere Ninetto (Giovanni) Davoli. In zijn teksten, brieven, interviews en films beleed Pasolini zijn homoseksualiteit, zijn marxistische en atheïstische overtuigingen en ook zijn bijtende en grondige kritiek op het fascisme, de naoorlogse Italiaanse consumptiemaatschappij, de wantoestanden en hypocrisie in de katholieke kerk en de communistische partij. Hij ging geen taboe of heilige huisjes uit de weg; processen en schandalen waren zijn deel. Pasolini was waarlijk subversief. Hij heeft het op 1 november 1975 met zijn gewelddadige dood moeten bekopen. Vermoord en achtergelaten op een strand in Ostia, blijft de eeuwig 53-jarige Pasolini nog altijd veel artiesten en intellectuelen inspireren.
Film
Van alle grote Italiaanse filmregisseurs is Pasolini beslist de meest veelzijdige en misschien ook de meest poëtische en politieke maker. Voor hij als regisseur aan de slag ging, had hij meegewerkt aan de scenario’s van Mauro Bolognini’s Giovani mariti (1958) en La notte brava (1959), alsook aan Le notti di Cabiria (1957) en La dolce vita (1960), twee sleutelfilms van Federico Fellini. Op zijn beurt effende Pasolini het pad voor Bernardo Bertolucci. Bertolucci’s regiedebuut La commare secca (1962) is gebaseerd op een kortverhaal van Pasolini. Hoewel Pasolini de stiel leerde van leeftijdsgenoten Bolognini en Fellini, was toch Roberto Rossellini de inspirerende filmmentor. Pasolini erkende ook het inspirerend meesterschap van Dreyer, Mizoguchi, Chaplin, Keaton en Tati. Hij had een voorliefde voor de regisseurs van het esthetisch ceremonieel: Murnau, Bresson, Dreyer en Godard. Als beginnende filmmaker zette Pasolini zich af tegen de puur commerciële cinema (producties van Dino de Laurentiis), de populistische en demagogische cinema (Rocco e suoi fratelli van Visconti) en de bourgeoiscinema (La notte van Antonioni). Later nuanceerde Pasolini die kritiek. In amper 15 jaar tijd heeft de gepassioneerde en koortsig levende en filmende Pasolini maar liefst 22 langspeelfilms, documentaires en kortfilms gedraaid. En daarnaast bleef hij brieven, kronieken, romans en theater schrijven. Vergelijkbaar met de jonggestorven veelfilmers François Truffaut en Rainer Werner Fassbinder en in tegenstelling tot die andere vroeggestorven poëtische filmer, Andreï Tarkovski — ook maar 54 jaar geworden — die verstild slechts een handvol meesterwerken heeft gecreëerd.
Pasolini maakte zijn opwachting als regisseur in de Italiaanse cinema op het ogenblik dat ze haar gouden dagen beleefde. De vroege jaren 1960 waren schakeljaren voor de Italiaanse filmrenaissance. Neorealistische filmmakers als Vittorio De Sica, Roberto Rossellini, Luchino Visconti, Michelangelo Antonioni en Federico Fellini zetten zich af tegen de neorealistische traditie en maakten nieuwe, moderne cinema: La dolce vita; L’avventura; Il gattopardo; Ieri, oggi, domani…. Niet alleen in de auteursfilms scheerde de Italiaanse film de hoogste, internationale toppen. Ook met de commedia all’italiana (Mario Monicelli, Dino Risi), de horrorfilm (Mario Bava) en de spaghettiwesterns (Sergio Leone, Sergio Corbucci) veroverde Italië een groot internationaal publiek. Het stroomde Oscars, Gouden Palmen, Gouden Leeuwen, Gouden Beren en Gouden Luipaarden voor Italiaanse films uit de jaren 1960. Deze hoogdagen hielden op toen de Sica stierf (1974), Pasolini vermoord werd (1975), Visconti stierf (1976) en Rossellini ook zijn laatste adem uitblies (1977).
Accattone (1961)
Assistant de Pasolini, Bernardo Bertolucci raconte : « Entre lui et moi, il y avait un rapport très classique et très traditionnel de maître à élève. Ainsi, quand il a tourné son premier film, il m’a appelé pour être son assistant. Pasolini venait du roman, de la poésie, de la critique, de la sémantique ; moi, au contraire, j’étais davantage lié au cinéma. Cependant, aucun de nous deux n’avait rien fait dans le domaine de la pratique cinématographique. Accattone a été très important pour moi parce qu’il arrive rarement que l’on assiste à l’invention d’un langage parce qu’il ne pouvait pas puiser dans une grande culture cinématographique, qu’il n’avait pas. À cette époque, l’unique film qui lui plaisait beaucoup, c’était la Jeanne D’Arc de Dreyer. Donc, le premier jour où Pasolini a réalisé un travelling, j’avais vraiment la sensation de voir le premier travelling de l’histoire du cinéma. (…) Pasolini avait décidé d’être un primitif, un choix très pervers, et en même temps très authentique. La grande maturité qu’il y a dans Accattone est due au fait que Pasolini n’avait pas de préoccupations d’avant-garde. En tournant le film, il était très libre. »Jean A. Gili, Le cinéma italien, Éditions de La Martinière, Paris, 2013, p. 181.
In zowel Le notti di Cabiria, La commara secca, Accattone als Mamma Roma staat prostitutie centraal. Filmhistorica Laurence Schifano schrijft over Accattone en Mamma Roma als twee filmgedichten van de primitieve modernist Pasolini over de ‘borgate’, de buitenwijken voor een subproletariaat die ontstonden rond het Rome van de jaren 1950.Laurence Schifano, Le cinéma italien de 1945 à nos jours, Armand Colin, Malakoff, 2022, p. 107. Zowel in zijn eerste romans, scenario’s en films vormen die borgate met kleine criminelen, prostituées en pooiers het natuurlijke decor. We vinden dat karakteristiek landschap trouwens ook terug in latere Italiaanse filmklassiekers zoals Brutti, sporchi e cattivi (1976) van Ettore Scola en Lo scopone scientifico (1972) van Luigi Comencini.
Vittorio, bijgenaamd Accattone (bedelaar) woont in een buitenwijk van Rome. Accattone is een pooier en buit de prostituées uit tot er een tragisch einde komt aan zijn eigen leven. Over de personages in Accattone schreef Pasolini zelf: “The characters in Accattone were all thieves or pimps or muggers or people who lived from hand to mouth: it was a film, in short, of lowlifes and their world. (…) As the author, and as an Italian citizen, in no way was I passing a negative judgment on these lowlifes. Their flaws seemed to me human flaws, forgivable, and totally justifiable in a social sense -the flaws of men who obey a set of values quite ‘other’ than that of the bourgeoisie, and who are therefore utterly ‘themselves’.”Pier Paolo Pasolini, My Cinema, Cineteca di Bologna, 2012, p. 26. In zijn regiedebuut wilde Pasolini een intellectuele, mythische en poëtische aanpak combineren met een realistische alledaagsheid van Romeins dialect sprekende verworpenen die leven en lijden in het stof en de modder. Accattone is zeker verwant aan het esthetisch neorealisme van Visconti’s La terra trema (1948), maar Pasolini voegde aan zijn uitermate verzorgde, frontale mise en scène van het ruwe en rauwe leven van de lijdende mensheid een religieuze, een mystieke dimensie toe. Met deze hiëratische toevoeging nam Pasolini definitief afstand van het neorealisme. Het zijn de verwijzingen naar literatuur (Dante) en vooral de klassieke muziek die deze sacrale dimensie incarneren. In Accattone is dat zeer concreet het largo uit de Mattheuspassie van Johann Sebastian Bach. Accattone sterft, de muziek biedt troost na de dood en helpt bij de aanvaarding van de fataliteit van het menselijke lot. In zowel Accattone, Mamma Roma, Il vangelo secondo Matteo als Teorema geven de muziek van Bach, Vivaldi en Mozart een rituele kracht en sacrale schoonheid aan de beelden. Waarom koos Pasolini in Accattone voor Bach? In de biografie van Pasolini door René de Ceccatty stelde Pasolini: “Pour moi, la musique de Bach est la musique en soi, la musique dans l’absolu.”René de Ceccacatty, Pasolini, Gallimard, Paris, 2022, p. 167. Net zoals Bresson, Fellini en Godard bewerkte Pasolini de complexe klankband met zin voor perfectie. Een klankband die een kleine vertraging heeft op de beeldband. Pasolini valt voor zijn muziek terug op de klassieken, zoals hij voor zijn filmbeelden ook terugkijkt naar Italiaanse meesters als Caravaggio, Giotto en Mantegna. Voor Accattone ware de fresco’s van Masaccio de picturale referentie voor al zijn close-ups. Assistent Bertolucci herinnerde zich ook de invloed van Pasolini’s dromen op zijn beelden: “Et puis, il y avait l’influence des rêves. Je me souviens que tous les matins, on allait ensemble sur le lieu du tournage ; pendant le trajet, il me racontait les rêves qu’il avait faits dans la nuit. D’une certaine manière, ces rêves influençaient le travail qui se faisait pendant la journée.”Jean A. Gili, Le cinéma italien, Éditions de La Martinière, Paris, 2013, p. 181. Accattone ging in première op het filmfestival van Venetië in 1961, beroerde er de gemoederen en won de Eerste Prijs op het filmfestival van Karlovy Vary.
Mamma Roma (1962)
Mamma Roma is Pasolini’s tweede grote film. Anna Magnani speelde de titelrol. Cameraman was Tonino Delle Colli, die ook al Accattone had gedraaid en Pasolini het nodige van cameratechniek had bijgebracht. Pasolini had een innige verstandhouding met deze doorgewinterde grappenmaker, die hem voor vrijwel al zijn films trouw zou blijven. Er werd gefilmd in een verre buitenwijk van Rome, waar de grote uitvalswegen Via Appia en Tuscolana de stad uit leiden naar Cecafumo, bidonville en nieuwbouwwijk, en de vooroorlogse flatgebouwen van Acqua Bullicante en verder het platteland van de Ciociaria in.Pier Paolo Pasolini, In de vorm van een roos, gedichten, Meulenhoff, Amsterdam, 1987, p. 99.
Theater- en filmactrice Anna Magnani (1908-1973) was de belichaming van de Romeinse vrouw en furie. Rossellini gaf haar reeds de rol van Romeinse heldin en verzetsvrouw Pina in Roma, città aperta (1945). Fellini zou haar in navolging van haar rol in Roma, città aperta en Mamma Roma even doen verschijnen op het eind van zijn filmische ode aan Rome: Roma di Fellini (1971). Magnani vertolkt in Mamma Roma de moeder van Rome die haar prostitutieverleden achter zich wil laten en als fruitverkoopster een mooi leven wil voor haar zoon Ettore. Haar verleden is echter moeilijk los te laten. Het werken met La Magnani verliep voor Pasolini allesbehalve rimpelloos, hij vond dat ze te kleinburgerlijk acteerde. De film ging in première in Cannes, werd als obsceen geklasseerd, maar ging de wereld rond. Op het filmfestival van Venetië in 1962 kreeg Magnani ook nog de Prijs voor beste actrice. Naast Magnani waren het weer vooral niet-professionele acteurs en vrienden die Pasolini selecteerde voor de grote en kleine rollen.
De dag na de vertoning in Venetië werd al het verbod geëist om Mamma Roma nog langer en verder te vertonen in Italië. Voor de Democrazia Cristiana en het Vaticaan was de film een aanslag op de goede zeden. De formele klacht werd echter verworpen, maar Pasolini was opnieuw aangeschoten wild en werd vervolgens zwaar toegetakeld door neofascisten. Hij, de geweldloze, steeds argumenterende Pasolini werd alweer het slachtoffer van vermeende gewelddaden, werd verdacht gemaakt en gekraakt in de kranten en kon geen kant meer op. Als dichter, schrijver en journalist was Pasolini reeds een publieke figuur die controverse wekte. Als regisseur bereikte hij nog een ruimer en diverser publiek. Pasolini zaaide en oogstte nog meer hoon en smaad.
Net zoals in Accattone schakelde Pasolini in zijn beelden van Mamma Roma tussen weidse panorama’s en close-ups. Opnieuw is er de frontale mise en scène en de contrastrijke zwartwitfotografie. Terwijl de renaissancistische frescoschilder Masaccio de referentie was voor Accattone waren dat in Mamma Roma vooral de zestiende-eeuwse, maniëristische schilders Pontormo en Caravaggio. Hun geïdealiseerde jongensfiguren inspireerden Pasolini uiteraard voor het personage Ettore (vertolkt door de mooie, jonge knaap Ettore Garofolo). De openingsscène van Mamma Roma echoot Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci. Muziek van Cherubini (‘Violino Tzigano’) en vooral van Antonio Vivaldi (‘concerto in C majeur’) geven Mamma Roma een religieuze dimensie mee. De prijzen, festivalselecties en schandaalsuccessen van zijn eerste films, stuwden Pasolini op in de internationale filmwereld. Hij had geen gebrek aan ideeën en onderwerpen. Zijn nooit volledig opgehelderde moord maakte een vroeg eind aan zijn woelig leven en zijn zeer uitgesproken literair en filmisch werk.
Filmoeuvre (1961-1975)
Na Accattone en Mamma Roma realiseerde Pasolini nog middellange films als La ricotta en La rabbia. Hij regisseerde niet alleen veel in korte tijd, maar bovendien ook nog eens zeer uiteenlopende films. Zijn kritische en kleinmenselijke kijk op de rebelse Christus in Il vangelo secondo Matteo (1964) verschilt duidelijk van zijn vlijmscherpe analyse van de bourgeoisie in zijn verfilmde roman Teorema (1968), zijn trilogie waarin de liefde en het leven gevierd worden (Il decamerone naar Boccaccio, 1971; I racconti di Canterbury naar Chaucer, 1972 en Il fiore delle mille e una notte naar Arabische sprookjes, 1974) staat ver van de horreur en terreur van het fascisme in zijn testamentaire Salò o le 120 giornate di Sodoma (1975). Net zoals hij inspiratie putte uit klassieke muziek en barokke schilderkunst ging Pasolini ook aan de slag met de antieke mythen en verhalen, Medea (1969) met de schitterende operadiva Maria Callas en Edipo re (1967). En, niet te vergeten, Pasolini’s prachtige, komische politieke fabel over de communistische partij die ook een religieuze farce is over Franciscus van Assisi, Uccellacci e uccellini (1966) met Italië’s belangrijkste komiek Totò en Pasolini’s permanente muze Ninetto Davoli. Uccellacci e uccellini is mijn favoriete film uit het rijkgeschakeerde oeuvre van Poëet. Polemist. Pasolini.