chapter-bullet-o chapter-bullet-ob chapter-bullet chapter-bullet-b archive-arrow-down chapter-arrow content-link content-pic email facebook filter-arrow-down filter-arrow-up hamburger link listitem-arrow more-arrow-right print reveal-arrow-left reveal-arrow-right reveal-times search-arrow search times-filter twitter instagram view-grid view-list
Search

The Man with the Golden Arm (Otto Preminger, 1955)

The Man with the Golden Arm (1955)

Otto Preminger (1905-1986) wordt wel eens weggezet als één van de meest dictatoriale regisseurs uit de filmgeschiedenis, maar laat het nu net mede aan zijn koppigheid (en zijn The Man with the Golden Arm) te danken zijn dat de strenge censuur werd doorbroken die nog steeds van kracht was in het Hollywood van midden jaren ’50.

Bekijk The Man with the Golden Arm nu via Eyelet!

Wanneer het pantheon der allergrootste regisseurs overschouwd wordt (altijd een precaire onderneming) dan valt de naam van Otto Preminger zelden te bespeuren in de lijstjes. Preminger wordt dan ook vaak enkel herinnerd als een cineast met op de set vaak dictatoriale trekjes en als iemand die vooral de filmgeschiedenis inging als beeldenstormer die het geregeld aan de stok had met de censuur. Iemand denkt er eventueel aan hem krediet te geven voor het doorbreken van de zogenaamde ‘blacklist’ toen hij scenarist Dalton Trumbo openlijk werk verschafte, maar erkenning geven als een van de groten van de zevende kunst zit er meestal niet in. Wie echter een diepere duik neemt in het oeuvre van Preminger botst op meesterwerken als Laura (1944), Advise & Consent (1962), Anatomy of a Murder (1959), Bonjour Tristesse (1958) en The Man with the Golden Arm (1955), naast ‘gewoon uitstekend’ materiaal zoals River of No Return (1954) of Bunny Lake is Missing (1965) … meer dan genoeg in ieder geval, om het epitheton ‘groot cineast’ met glans te verdienen.

Zoals veel van zijn generatiegenoten, was ook Preminger een émigré, die na een carrière in zijn thuisland — in dit geval het toen nog bestaande Oostenrijk-Hongarije — uitweek naar de Verenigde Staten. In 1936 mocht hij in Hollywood voor het eerst een film regisseren en in de daaropvolgende jaren bouwde de jonge filmmaker een reputatie op als veeleisend perfectionist. Dat werd overduidelijk toen hij gevraagd werd door Daryl F. Zanuck — hoofd van 20th Century Fox — om de productie te leiden van Laura, de verfilming van een verhaal dat in serievorm verschenen was en waarvan Zanuck op aanraden van Preminger de rechten had opgekocht toen het in 1943 in boekvorm werd uitgegeven. De ambitieuze jonge producent kwam al heel snel in botsing met de aangestelde regisseur Rouben Mamoulian, toen die een heel andere visie op het materiaal bleek te hebben dan wat Preminger voor ogen had. “Laura is a mess, she is neither interesting, nor attractive and I doubt any first-rate actress would play her,” stelde Preminger in een memo waarin hij zijn onvrede uitte over het script en de aanpak van Mamoulian. Hij bepleitte bij Zanuck zijn eigen ideeën en toen die evenmin tevreden was met de voorlopige resultaten, besloot hij ook de regie in handen te geven van Preminger.

Het hoofd van de studio zag die wissel als een aanvulling, waarbij de nieuwe man aan het roer zou voortbouwen op wat zijn voorganger reeds had ingeblikt. Preminger zelf had evenwel andere plannen: hij ontsloeg prompt fotografieleider Lucien Ballard en verving hem door Joseph LaShelle, waarna hij aan de cast vertelde dat hele scènes zouden worden overgedaan. Zanuck droeg de jonge cineast op zo veel mogelijk te werken met het reeds bestaande materiaal, maar toen Ballard de afgewerkte film te zien kreeg, was hij formeel: er was geen enkel moment meer te vinden dat onder zijn supervisie was opgenomen en het was duidelijk dat de jonge ambitieuze Preminger gewoon zijn zin had doorgedreven en erin geslaagd was om de hele film opnieuw op te nemen volgens de visie die hij met zijn DOP had uitgewerkt. Het resultaat werd een weergaloos succes, groeide uit tot een klassieker in het ‘noir’ genre en Preminger kwam dus weg met zijn koppige aanpak. Wel was duidelijk dat er een regisseur was opgestaan die te allen tijde zijn artistieke visie zou verdedigen en het is ook die lijn die hij zou doortrekken in zijn gevechten met de censuur.

Otto Preminger regisseert Frank Sinatra op de set van The Man with the Golden Arm (1955)

Preminger en de censuur

In zijn studie Bonjour Tristesse, Adieu Censorship, geeft Lance St. Laurent een overzicht van Premingers relatie met de ‘production code’ en wordt duidelijk dat anders dan wat soms algemeen wordt aangenomen, de regisseur veel meer was dan enkel een provocateur.

De PCA (Production Code Administration) — ook wel de ‘Hays Office’ genoemd naar de beruchte Joseph Hays die de instelling leidde — werd aan het begin van de jaren 1930 ingesteld als een poging van Hollywood om te voorkomen dat de overheid zelf censuurwetgeving zou instellen voor films. Door te laten zien dat het filmbedrijf zelf bereid was om maatregelen te nemen, wilden de studio’s tegemoetkomen aan de steeds luider klinkende stemmen van talloze religieuze drukkingsgroepen (waaronder het machtige katholieke ‘Legion of Decency’) die van de overheid eisten dat die zou ingrijpen in wat ze beschouwden als de absoluut immorele inhoud van bioscoopfilms. Heel snel slaagde de PCA erin om het zo goed als onmogelijk te maken om een film uit te brengen die geen ‘PCA seal of approval’ had en alle studio’s hielden eraan om elk te verfilmen script vooraf door te sturen en te laten nalezen door de PCAHoewel er vaak getouwtrek was tussen de PCA en de studio’s, was het duidelijk dat beide partijen inzagen dat er het gezamenlijke belang was van te voorkomen dat de overheid externe regels zou opleggen, wat meteen ook verklaart waarom de nagenoeg volledige implementatie van de code zo snel kon uitgevoerd worden..

Otto Premingers eerste aanvaring met het ‘Hays Office’ kwam er in 1944 toen hij alle mogelijke moeite had om in In the Meantime, Darling een scène te bewaren waarin een getrouwd koppel hetzelfde bed deelde (de code verbood expliciet koppels te tonen die in hetzelfde bed te sliepen, zelfs als het ging om een getrouwd stel). Volgens Premingers autobiografie, kwam het kantelmoment er echter toen hij gevraagd werd Forever Amber (1947) over te nemen van de ervaren veteraan John M. Stahl en hij samen met de toenmalige voorzitter van 20th Century Fox — Spyros Skouras — een vergadering bijwoonde met de geestelijke die aan het hoofd stond van het ‘Catholic Legion of Decency’. Het Legion had aangekondigd de film te zullen voorzien van het gevreesde ‘amoreel’ etiket, wat meteen zware gevolgen had voor het kassa-potentieel, aangezien zowat elke katholieke gelovige in de VS zou weigeren om Forever Amber te gaan bekijken. Het kwam zover dat Skouras letterlijk op de knieën ging zitten en de priester smeekte zijn mening te herzien — overigens zonder resultaat. Preminger gaf aan dat dit moment hem zou bijblijven en hem aanzette om steeds zijn artistieke visie te verdedigen tegenover de machtige ‘Production Code’, ook als het zou gaan om soms bijzonder ‘riskant’ materiaal zoals de nauwelijks verholen toespelingen op een incestueuze relatie tussen de personages van Jean Seberg en David Niven in Bonjour Tristesse. Het belangrijkste gevecht echter dat Preminger voerde met de censuur en een film die samen met Roberto Rossellini’s Amore (1948)Het door schandaal geteisterde Amore werd verboden in de VS, maar uiteindelijk verbrak een beslissing van het hooggerechtshof dat verbod op basis van het feit dat film een artistiek werk was en dus niet gehouden was aan klassieke industrie standaarden — die uitspraak werd een eerste stap in het uiteindelijk definitief verwerpen van de gronden voor elke vorm van morele censuur, tenzij op basis van de wetgeving op pornografie. een mijlpaal zou worden in het opheffen van de stringente code, was het rauwe en confronterende The Man with the Golden Arm uit 1955.

The Man with the Golden Arm (Otto Preminger, 1955)

The Man with the Golden Arm

Van bij de start was duidelijk dat The Man with the golden Arm een problematische productie zou worden met betrekking tot de PCA. Preminger was echter gewapend met het feit dat hij net op succesvolle wijze — en gesteund door de studio — een strijd gevoerd had om zijn The Moon is Blue (1953) in de zalen te krijgen, ondanks veroordelingen door het Hays office en verschillende lobbygroepen. Hij was er zich evenwel terdege van bewust, dat de roman van Nelson Algren uit 1949 reeds eerder in scriptvorm was gegoten en meteen was afgewezen op basis van de regels van de productiecode. Die verbood immers ronduit het tonen van druggebruik in films … het centrale onderwerp van The Man with the Golden Arm. Het verhaal draait rond Frankie Machine (een ijzersterke vertolking van Frank Sinatra), een jongeman die uit de ontwenningskliniek komt met de droom van een nieuw leven. Hij leerde tijdens zijn behandeling drummen, blijkt een natuurtalent te zijn en de kans te hebben om als professioneel muzikant een carrière uit te bouwen. Die droom wordt echter aan diggelen geslagen door zijn omgeving die hem terug in zijn oude gewoontes doet hervallen en niet toelaat dat hij zijn leven weer op de rails krijgt. Zijn ‘golden arm’ als drummer vindt immers geen genade in de ogen van zijn ziekelijk possessieve echtgenote (Eleanor Parker) die verlamming veinst om Frankie aan zich te binden, maar evenmin ontsnapt hij aan zijn ‘golden arm’ als deler in illegale pokerspelen — een bezigheid waartoe een lokale afperser hem algauw weer dwingt. Het resultaat is dat de derde ‘golden arm’ — de arm die ingespoten wordt met drugsDe drug wordt nergens expliciet vermeld in de film, maar allerlei details suggereren duidelijk dat het om heroïne gaat. — opnieuw het leven van Frankie gaat bepalen. De enige die oprecht geïnteresseerd lijkt in wat hij met zijn leven aanvangt, is de jonge buurvrouw (Kim Novak) die probeert hem te steunen in zijn pogingen om het als muzikant te maken.

Voortbouwend op het eerder bestaande script en zich bewust van de eerdere radicale afwijzing, stuurde Otto Preminger begin juli 1955 zijn versie naar de PCA, maar het antwoord liet niets aan duidelijkheid te wensen over: “I… regret to have to report your script for The Man with the Golden Arm is fundamentally in violation of the code clause which prohibits our approving pictures dealing with drug addiction” (Movie Censorship Letters from the Hays Office 1934-1968). Toen een licht gewijzigde versie eveneens zonder meer werd afgewezen, stond de cineast — net als voor The Moon is Blue — voor de keuze om het project te laten vallen of om de film te proberen uitbrengen zonder de goedkeuring van de PCAIn principe was het zo goed als onmogelijk om films uit te brengen zonder PCA-label — de meeste zalen zouden in praktijk weigeren. Na het zogenaamde ‘Paramount-decree’ in 1948 waarbij het hooggerechtshof de studio’s dwong tot het van de hand doen van het ketens van bioscopen, kwam er in de jaren ‘50 echter meer ruimte voor onafhankelijke producties en werd het in theorie meer mogelijk (zei het nog steeds precair) om een film uit te brengen zonder PCA goedkeuring.. In het geval van The Moon is Blue ging het echter om een romantische komedie waarin naast de geijkte plotelementen openlijk en vrij woorden als ‘seks’, ‘maagd’ en ‘verleiding’ gebruikt werden en waarin er een vrij expliciete suggestie van de seksuele daad te zien was. Inzake potentieel publiek was dat een redelijk berekende gok (die werkte), aangezien bioscoopgangers wellicht nieuwsgierig genoeg waren om de prent toch te gaan zien. The Man with the Golden Arm was daarentegen een intens en weinig opwekkend drama en Preminger wist maar al te goed dat het ontbreken van een PCA-label ditmaal een veel grotere handicap zou kunnen betekenen.

Niettemin besloten de regisseur en United Artists gezamenlijk om het advies te negeren en de productie toch op te starten op basis van Premingers afgewezen script. Net voor de première volgde een onverwachte meevaller toen het ‘Legion of Decency’ de film niet als ‘amoreel’ bestempelde, maar een mildere ‘B’ rating gaf, wat wou zeggen dat er niet zou worden opgeroepen tot een algemene boycot. De film werd een succes aan kassa: blijkbaar was het publiek wel degelijk klaar voor volwassen materie die niet op een verdoezelende manier werd benaderd. United Artists nam vervolgens de gedurfde stap om zich terug te trekken uit de MPAA (de Motion Picture Association of America, die alle producenten verenigde) uit protest tegen de blinde toepassing van de productiecode. Gealarmeerd riep de MPAA een vergadering samen om het standpunt tegenover de PCA te herbekijken en er volgde een advies waarin gesteld werd dat het noodzakelijk was om voorheen verboden onderwerpen als drugs, prostitutie en interraciale relaties, toe te laten. De PCA zag in dat een aantal tegemoetkomingen onvermijdelijk waren geworden en de code werd herzien, waardoor The Man with the Golden Arm alsnog een goedkeuring kreeg van de PCA. De strategie om vast te houden aan de eigen kijk, die Otto Preminger stelselmatig had toegepast sinds de jaren ‘40, had eindelijk geleid tot een fundamentele verandering in het distributielandschap. Door de strijd die errond woedde, werd de release van Premingers film prompt gepromoveerd tot een belangrijke datum in de geschiedenis van de industrie. The Man with the Golden Arm is gelukkig ook een weergaloze en schitterende brok cinema, dat aantoont dat de regisseur gelijk had te vechten om de integriteit van zijn onderwerp en zijn artistieke visie te kunnen bewaren.

Generiek voor The Man with the Golden Arm (Otto Preminger, 1955)

De film opent met een van de gracieuze generieken van de gevierde designer Saul Bass (Preminger zou opnieuw met hem werken voor Anatomy of a Murder): een abstract lijnenspel dat een gestileerde versie van een arm vormt. Dat bijna muzikale visuele spel vormt een perfecte intro voor een prent die ook opgebouwd is als een muziekstuk — met dissonanten en harmonieuze ritmewisselingen die de toon van de film afstemmen op de gemoedstoestand van de gekwelde protagonist. Gestuwd door een agressieve jazz-score van componist Elmer Bernstein, is The Man with the Golden Arm een rusteloze film, die net als het hoofdpersonage Frankie weinig momenten van echte innerlijke vrede lijkt te kunnen vinden. Premingers voorliefde voor een immer beweeglijke camera en complexe lange bewegingen (ter vergelijking, de ASL — average shot length — voor Amerikaanse films in de jaren ‘50 lag rond de 14 seconden, die van Preminger gemiddeld meer dan dubbel zo hoog) zou zijn hoogtepunt vinden in het schitterende Advise & Consent — een ware les in meesterlijke mise-en-scène — maar ook hier slaagde de cineast er in om ondanks de beperkingen inzake diepteAanvankelijk was er bijzonder weinig scherptediepte mogelijk in ‘widescreen’ wat tot een veel statischer en ‘platte’ look leidde. van het nog jonge ‘widescreen’ procedé uitdagende en lange bewegingen in te bouwen die The Man With the Golden Arm een gejaagde energie schenken. Dat is zeker te danken aan fotografieleider Sam Leavitt met wie Preminger nog ettelijke keren zou samenwerken, maar evenzeer aan de uitstekende cast, met naast Sinatra ook glansrollen van Kim Novak en vooral Eleanor Parker, die erin slagen om de toon die de regie zet, ook te vertalen in de personages.

Het resultaat van die symbiose is een mooi voorbeeld van wat filmhistoricus Patrick Keating in zijn boek The Dynamic Frame omschreef als de ‘perfecte dans’ die een filmproductie moet zijn en die het vakmanschap en talent combineert van een volledig productieteam. Dat geldt voor de vaklui die instaan voor decor of logistiek, de ‘grip’ die instaat voor het voortbewegen van de camera, voor de ‘Director of Photography’ en de regisseur die beslissen over kaders en beelden en voor acteurs die zich inpassen in die visie om hun rol optimaal vorm te geven. Otto Preminger is een filmmaker die dat proces tot in de puntjes beheerste en The Man with the Golden Arm is een fantastisch voorbeeld van de sublieme resultaten die dat kan opleveren.

Bibliografie

Duynslaegher, Patrick (1995) Blik op zeven: flashback op 100 Jaar Film, Roularta Books, Roeselare

Fujiwara, Chris (2008) The World and Its Double: The Life and Work of Otto Preminger, Faber & Faber, New York

Keating, Patrick (2019) The Dynamic Frame: Camera Movement in Classical Hollywood, Columbia University Press, New York

St. Laurent, Lance J. (2020) Bonjour Tristesse, Adieu Censorship: Otto Preminger vs The Weakening PCA, University of Wisconsin-Madison