chapter-bullet-o chapter-bullet-ob chapter-bullet chapter-bullet-b archive-arrow-down chapter-arrow content-link content-pic email facebook filter-arrow-down filter-arrow-up hamburger link listitem-arrow more-arrow-right print reveal-arrow-left reveal-arrow-right reveal-times search-arrow search times-filter twitter instagram view-grid view-list
Search

Closely Watched Trains (Jiří Menzel, 1966)

Closely Watched Trains (1966)

Jiří Menzels hrabaleske tragikomedie

Van 1965 tot 1968 werd elk jaar een Tsjechoslowaakse film genomineerd voor de Oscar voor de beste buitenlandse film. Miloš Forman moest twee keer het onderspit delven, maar Ján Kadár en Elmar Klos (The Shop on Main Street) en Jiří Menzel (Closely Watched Trains) gingen met het begeerde beeldje naar huis. In het begin van de jaren zestig traden opvallend veel jonge Tsjechoslowaakse regisseurs op de voorgrond. Menzel was een van de gangmakers van deze new wave. Zijn tragikomedie over de lotgevallen van een stationswachter tijdens de Tweede Wereldoorlog, zette de stroming op de wereldkaart. Enkele jaren later werd ze brutaal in de kiem werd gesmoord, toen de tanks van het Warschaupact Praag binnenreden.

De wortels van dit ‘Tsjechoslowaakse filmmirakel’ liggen in de Praagse filmschool (FAMU), waar Menzel en Forman hun vak leerden. Dit prestigieuze instituut wist grote namen aan te trekken. Studenten kregen er les van Milan Kundera of van topregisseurs als Otakar Vávra en Karel Kachyna. Van meet af aan kende de school diverse departementen, zodat jonge regisseurs er ook scenaristen en cameramannen leerden kennen. Ze kregen een uitgelezen selectie van buitenlandse films voorgeschoteld die vaak niet in de zalen mochten komen, wat hen vertrouwd maakte met de arthousecinema uit andere landen. Forman loofde de sfeer van vrijheid en de intellectuele kruisbestuiving tussen de oudere en de jongere generatie. De Slowaakse regisseur Juraj Jakubisko maakte gewag van een familiegevoel: “Every completed film was in essence sort of a small family celebration.”(Hames, 2005:28) Menzel deelde die ervaring:

We’ve all been friends since our school days. (…) We were all brought up in the same ‘family’; we all experienced exactly the same influences: The Pioneers, the Hemingway thing, the Kafka thing, the cinéma vérité thing. And the result was that we all ended up being products of the same culture, with a common aim (…).(Liehm, 2018:303)

Zowat alle jonge leden van de Tsjechoslowaakse new wave leerden het vak in FAMU en werkten regelmatig met elkaar samen aan filmprojecten. Naast de filmschool hadden ze nog een tweede troef. Vlakbij FAMU, aan de rand van Praag, werden al sinds het begin van de jaren 1930 films gedraaid in de professionele Barrandov Studios. Deze filmstudio werd ontworpen door architect Vaclav Havel, de vader van de gelijknamige president. Nazi-Duitsland confisqueerde de studio, maar investeerde erin omdat hun eigen studio’s beschadigd waren door geallieerde bombardementen. Het duurde tot de dooiZo genoemd naar de novelle De dooi van Ilya Ehrenburg (1954). Ehrenburg nam hier voor het eerst afstand van de regels van het socialistisch realisme. De term vond weerklank en werd gebruikt om versoepelingen in de Russische cultuur en politiek aan te duiden. na Stalins dood vooraleer het jong cinematografisch geweld er aan de slag kon. In Tsjechoslowakije kwam de dooi later op gang dan in de Sovjetunie zelf. Chroesjtjovs speech die Stalins personencultus aanklaagde, vond veel weerklank bij Tsjechische intellectuelen, maar Novotný’s strenge neostalinisme begon pas rond 1962 barsten te vertonen. Binnen de Partij klonk de roep om liberalisering steeds luider en het feit dat de Tsjechoslowaakse economie het slechtst scoorde in heel Oost-Europa verzwakte de positie van de president. Zo werd het plots mogelijk om conferenties te houden waar Kundera kritiek kon spuien op het socialistisch realisme en filosofen en schrijvers het werk van Franz Kafka en Jaroslav Hašek rehabiliteerden. In het Praagse theater, waar Menzel als theaterregisseur actief was, weerklonken nu de namen van Beckett, Ionesco of Albee.

De Tsjechoslowaakse new wave ontlook in dezelfde periode met films als The Sun in a Net (Štefan Uher, 1963), Joseph Kilian (Pavel Juráček en Jan Schmidt, 1963), Black Peter (Miloš Forman, 1964) en Diamonds of the Night (Jan Němec, 1964). Deze new wave-regisseurs zijn niet in één stijl te vatten. The Sun in a Net kiest voor een associatieve narratieve structuur, deep staging en ingenieuze visuele effecten, terwijl Black Peter verraste met een cinéma vérité-look. Němecs meesterwerk Diamonds of the Night laat zich omschrijven als een avant-gardistische holocaustfilm. Het frivole formalisme van Věra Chytilová (Daisies, 1966) contrasteert met het realisme van Menzel. Toch kunnen we spreken van een filmstroming. Wat de tientallen vertegenwoordigers ervan bindt, is hun expliciete of verholen kritiek op de Communistische Partij. Ze lappen hun laars aan de doctrine van het socialistisch realisme door feilbare, alledaagse personages te portretteren in plaats van zwart-withelden. Moralisme en preutsheid ruimen baan voor de onverbloemde verbeelding van seksualiteit. De voedingsbodem voor hun scripts waren vaak verhalen uit de rijke Tsjechische literatuur.

De parels van Hrabal

Bohumil Hrabal was een van de schrijvers die doorbrak in de periode van de Tsjechische dooi. Hij was al sinds het einde van de jaren 1940 actief als dichter, maar zijn werk vond enkel lezers in ondergrondse literaire groepen. Het was voor kritische schrijvers onmogelijk om te leven van hun pen. Hrabal werkte in de jaren 1940 en 1950 onder andere als stationswachter, handelsreiziger en arbeider in een ijzerfabriek. Hrabals verborgen oeuvre vond voor het eerst een breed lezerspubliek met de publicatie van Pearls of the Deep (1963). De ‘parels van de diepte’ verwijzen naar alledaagse gebeurtenissen die in hun eenvoud een poëtische waarde kunnen krijgen. De bundel trok meteen de aandacht van de jonge FAMU-cineasten. Hij werd vertaald tot een vijfdelige anthologiefilm met daarin het debuut van Jiří Menzel, The Death of Mr. Balthazar (1965). In hetzelfde jaar schreef Hrabal zijn befaamde novelle Closely Watched Trains. Bricoleur Hrabal vertrok niet van nul, maar gebruikte hiervoor zijn ‘verborgen’ verhalen Kain (1949) en Fádní staniceFádní stanice betekent zoveel als ‘Een saai stationnetje’. Hrabal schreef het verhaal vermoedelijk in 1953 (Hrabal & Mercks, 2015). (1953). Kain is een pessimistisch verhaal met een suïcidaal, in die Welt geworfen hoofdpersonage, dat zich afspeelt op het eind van de Tweede Wereldoorlog. Het tweede verhaal is geïnspireerd op Hrabals belevenissen in het station van Kostomlaty. In de novelle evolueerde de depressieve Cain tot Miloš, dienstleider in een station waar zwaarbewaakte treinen van de nazi’s passeren. De verfilmingZes films van Menzel zijn gebaseerd op romans of verhalen van Hrabal: naast The Death of Mr. Baltazar (1965) geldt dat ook voor Closely Watched Trains (1966), Larks on a String (1969 (1990)), Cutting It Short (1980), The Snowdrop Festival (1983) en ten slotte I Served the King of England (2006). van Hrabals novelle werd eerst voorgesteld aan Evald Schorm en Věra Chytilová, maar de eer ging uiteindelijk naar de minder ervaren Menzel. Hrabal en Menzel werkten nauw samen aan het script. De film luidde het begin in van een harmonieuze en langdurige samenwerking.

Closely Watched Trains (Jiří Menzel, 1966)

De goede stationswachter Miloš

Closely Watched Trains vertelt het verhaal van Miloš Hrma, die als stationswachter aan zijn eerste werkdag begint. Hij werd door zijn moeder in een piekfijn uniform gestopt en is klaar om de familietraditie voort te zetten: genieten van het pas verworven aanzien zonder veel werk te verzetten. De gebeurtenissen spelen zich af aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, maar dat de regio bezet is door nazi’s is het minst van Miloš’ zorgen. Zijn aandacht gaat vooral naar de mooie conductrice Máša. Voor tips over een vlotte omgang met vrouwelijk schoon kan hij terecht bij hoofddienstleider Hubička. Wanneer een intiem moment met Máša hem het gevoel geeft geen echte man te zijn, snijdt hij zijn polsen over in een bad van het lokale hotel. Een overhaaste daad, want een dokter (vertolkt door Menzel) komt met een geruststellende diagnose. Miloš is zo gezond als een vis maar lijdt aan ejaculatio praecox. Hij moet ontspannen bij de daad of ervaring opdoen bij een meer ervaren vrouw. Die optie dient zich aan met Viktoria Freie, een Duitse partisane die Hubička een tijdbom overhandigt en als circusartieste uitstekend geplaatst is om Miloš in de geheimen van seksuele bevrediging in te wijden. Freies aanpak zorgt voor een kantelpunt in Miloš’ leven.

Miloš en Hubička zijn zielsverwanten van soldaat Švejk, het immens populaire personage dat Jaroslav Hašek tot leven wekte in De lotgevallen van de brave soldaat Švejk (1923). Švejk lijkt zijn oversten te gehoorzamen, maar met vermeende domheid gaat hij in passief verzet en legt hij de absurditeit van het militaire systeem bloot. Net zo gaan Miloš en Hubička indirect de strijd aan met stationschef Lánský en naziraadgever Zedníček. Escapades met vrouwen laten ze plaatsvinden in de Oostenrijkse fauteuil in het kantoor van de stationschef. In hun onstuimigheid maken ze scheuren in de bekleding, tot consternatie van Lánský die erg aan het meubel gehecht is. Hij zweert bij uniformen met de gepaste insignes en baalt van de luiheid en het morele verval van zijn collega’s. Nazivriend Zedníček maakt kennis met de ‘domheid’ van de stationswachters wanneer hij aan de hand van een kaart van Europa en enkele rubberstempels de genialiteit van de terugtrekkende bewegingen van het Duitse leger toelicht. Zijn uitleg raakt kant noch wal, en de weerkerende waarom-vragen van Miloš en Hubička slaan hem uit zijn lood. Uiteindelijk rest hem enkel nog de dooddoener “Omdat de Führer het wil. Basta!” Miloš is nog meer Švejk dan rokkenjager Hubička. In de beginscène licht de nieuwbakken stationswachter zijn familiegeschiedenis toe. Zijn overgrootvader en vader konden al op jonge leeftijd leven op kosten van de staat. Zijn grootvader meende hypnotiseur te zijn en trachtte in die hoedanigheid Duitse tanks te stoppen, maar eindigde morsdood onder de rupsbanden. Miloš treedt in hun voetsporen, tot en met zijn onverwachte dood.

De voorliefde voor getroebleerde antihelden kenmerkt de Tsjechoslowaakse new wave. Hoofdpersonages zijn clueless (Black Peter), moreel wankelmoedig (The Shop on Main Street), in staat van permanente achterdocht (The Ear) of opperste verwarring (Josef Kilian). In tegenstelling tot de lethargische jongeman in Black Peter, gaat Miloš uiteindelijk wel over tot actie. Dankzij de stimulerende invloed van Viktoria Freie ruimt zijn faalangst baan voor daadkracht. Onbeschroomd vervangt hij Hubička (die verhoord wordt over zijn onoorbaar gebruik van officiële stempels) en doet hij een goed bewaakte munitietrein exploderen. Menzel brengt zowel Miloš’ verzetsdaad als zijn dood op haast terloopse wijze in beeld. Miloš is een naïeve, toevallige held, maar hij verwerft meer aanzien dan hij ooit had durven dromen.

Closely Watched Women

De oorlog staat niet centraal in Closely Watched Trains. Hrabal en Menzel zijn vooral geïnteresseerd in de kracht van alledaagse gebeurtenissen, in de grappige, ergerlijke of opwindende personages die het leven in en rond het station kleur geven. Zowat alle vrouwen die het pad van Miloš en Hubička kruisen, doen hun aandacht wegglijden van werk naar verlangen. Schrijver Josef Škorecký, die als scenarist nauw samenwerkte met Menzel, merkt op dat seks een obsessief thema is in het vroege oeuvre van de cineast: “its beauty, its absurdity, its repression, and its horror.”(Škvorecký, 1982:7) De schoonheid van seks uit zich in de benen van de gravin, een ervaren amazone, die Hubička opwindende dromen bezorgen. Nadat het geflirt van de stationschef met Hubička’s ‘nicht’ op niets uitdraait, verkent de stationswachter met haar de mogelijkheden van de Oostenrijkse sofa. Met de jonge telegrafiste Zdenička beleeft hij een erotische nacht, waarin de rubberstempels van de nazicontroleur een creatievere functie krijgen. Het is een geësthetiseerde en tedere scène, waarin Menzel en zijn vaste cameraman Jaromír Šofr optimaal gebruik maken van de kantoorruimte in het station. Ze monteren shots van het dartelende koppel met die van een berichten spuiende telegraaf, flikkerende lampjes en de trillende wijzer van een ampèremeter. Na een dartel kat-en-muisspel vleit Hubička de telegrafiste neer op de seintafel. Het moment waarop ze kussen, valt samen met de twaalfde slag van de stationsklok, waarvan het geluid eerder al geroemd werd om zijn schoonheid. Hij drukt de rubberstempels met formele Duitse teksten (Original Zurückgeben) zachtjes op haar dij en bil.

Ook de nonkel-fotograaf van Miloš’ liefje heeft oog voor vrouwelijk schoon. De modellen die hij voor zijn lens brengt, krijgen steevast te maken met handtastelijkheden. Diverse objecten in de film dragen een expliciete seksuele lading: de hals van de ganzerik, gemasseerd door de vrouw van de stationschef, de koffiemolen geprangd tussen een paar dijen of een potlood dat Zdenička achteloos tussen haar borsten beweegt. Niet iedereen waardeert deze expressies van seksuele vrijheid. Zdenička’s moeder aanroept Jezus en Maria als ze de stempels ontwaart (in Hrabals novelle zegt ze klacht in te dienen bij de Gestapo), terwijl de stationschef het gedrag van Hubička verbindt met Sodom en Gomorra. Zijn hypocriete moraal sluit aan bij die van autoritaire systemen zoals het neostalinisme, die geen weg weten met uitingen van ongeremde seksualiteit. In Larks on a String (1969) toont Menzel hoe de beteugeling ervan door de Communistische Partij tot absurde situaties leidt. Soms kreeg Menzel kritiek voor de wijze waarop hij vrouwen portretteerde. Zijn portrettering van “magical females”, zo stelt Peter Hames, “would not pass the test of political correctness. They are transparently cases of male enchantment and wish fulfilment”.(Hames, 2004:123) Menzels mannelijke personages zijn echter vaker Miloš dan Hubička. In Capricious Summer (1967) raken drie oudere heren in de ban van een bloedmooie circusartieste. Ze slagen er allen in om een rendez-vous met haar te versieren, maar dat loopt telkens af met een sisser, door gebrek aan daadkracht, tegenslag of vermoeidheid. Miloš’ ontmoetingen met Máša kenmerken zich eveneens door het ‘net niet’. Zijn pogingen om haar te kussen of om hun liefde te consumeren, worden keer op keer gedwarsboomd door toeval, faalangst of het lot.

Closely Watched Trains (Jiří Menzel, 1966)

Lachende beesten

De Poolse regisseur Agnieszka Holland, die haar filmopleiding in het FAMU genoot, omschrijft de Tsjechische ziel als een mengeling van humor en gravitas. Die ziel zit overduidelijk vervat in het lyrische proza van Hrabal. ‘Hrabalesk’ verwijst naar enkele typische kenmerken: het eindeloze gepalaver (pábení) van alledaagse personages, een voorliefde voor donkere humor en magisch-realistische elementen. Menzel neemt deze stijlkenmerken over maar zet ze naar zijn hand. De introductiescène waarin Miloš de groteske familiegeschiedenis op associatieve wijze uit de doeken doet, kan gezien worden als een hommage aan Hrabals pábení-stijl. De toon van Menzels humor is zachter, maar hij plaatst het lichte tegenover het zware. Dat doet hij onder meer door een sombere scène in tweeën te splitsen en daartussen een vrolijke te plaatsen. Miloš herstelt in een hospitaalbed van zijn wanhoopsdaad. Hij vertelt dat alles hem zwaar valt, terwijl anderen zo licht door het leven flaneren. Deze scène wordt onderbroken door de frivole stempelscène, wat voor een tragikomisch contrast zorgt. De botsing van beide scènes bevestigt Miloš’ analyse: hij verschilt wezenlijk van zijn dartele collega’s. De parallelmontage biedt een andere manier om het lichte en het zware te verenigen. Op het eind van de film krijgt de stempelscène een vervolg, want Zdenička’s moeder diende een klacht in tegen Hubička. Een disciplinaire commissie komt langs voor het verhoor van het vermoedelijke slachtoffer. Terwijl Zedníček het meisje ondervraagt, neemt hij onnadenkend zelf de stempels ter hand. Het enthousiaste relaas van het meisje over hoe ze zich stap voor stap ontkleedde, brengt de commissieleden in verwarring. Dit hilarische verhoor loopt samen met een dramatische narratieve wending. Miloš haalt onder de neus van Zedníček, die is afgeleid door het onbeschroomde meisje, de in krantenpapier omwikkelde tijdbom uit een schuif en stapt rustig naar het spoor. Een crosscut toont hoe de nazicontroleur het verhoor afsluit en zijn minachting uit over stationswachters die billen bestempelen of hun polsen doorsnijden voor een meisje. “Tsjechen zijn als lachende beesten”, roept hij, waarmee hij Reichsprotektor Reinhard Heydrich citeert, de slager van Praag, die zich tot doel had gesteld het ‘Tsjechisch ongedierte’ te germaniseren. Een nieuwe crosscut volgt Miloš die de tijdbom in een open wagon dropt en wordt neergemaaid door een Duitse treinbewaker. De trein explodeert, tot grote blijdschap van Hubička, die in een bulderlach uitbarst. In een realistisch universum wachten hem en zijn collega’s de doodstraf, maar Menzel kiest ervoor om met een surreële maar vrolijke nootIn de documentaire Czechmate: In Search of Jiří Menzel (2018) van de Indiase regisseur Shivendra Singh Dungarpur, legt Menzel uit dat hij humor gebruikt als verdediging tegen wat hem als te ernstig of te pijnlijk voorkomt. In eerste instantie weerde hij het gruwelijke lot van Hrabals stationswachter. Uiteindelijk liet hij Miloš sterven, maar koos hij ervoor zijn einde niet in beeld te brengen. te eindigen.

In deze eindsequentie komen het stempel-, Švejk- en klokmotief samen. De rubberstempels evolueren in de loop van het verhaal van kantoormateriaal naar een symbool van gezagsondermijnende frivoliteit. De naïeve waarom-vragen stellende Miloš groeit uit tot een actievere Švejk die in al zijn onopvallendheid tegen de bezetter ingaat. Zijn verzetsdaad is, in tegenstelling tot die van zijn grootvader, een groot succes. De welluidende stationsklok die doorheen de film wordt geassocieerd met schoonheid, keert weer in het laatste shot. Ze begeleidt de uitdijende explosiewolk die ondanks Miloš’ offer toch een positieve connotatie krijgt.

Einde van een Praagse filmlente

Na het einde van de Praagse Lente was het nog een tijd mogelijk om uitstekende newwavefilms te bekijken in Praagse bioscopen, zoals The Joke (Jaromil Jireš, 1969), The Cremator (Juraj Herz, 1969) of All My Good Countrymen (Vojteck Jasný, 1969). Menzel had minder geluk met zijn derde langspeelfilm Larks on a String, die hij draaide in 1969. Opnieuw lagen verschillende kortverhalen van Hrabal aan de basis van Menzels script. Het verhaal speelt zich af in een sloperij (een plek waar Hrabal ook werkte) waar leden van de bourgeoisie worden heropgevoed. Ze sorteren oud ijzer, zodat het kan worden gesmolten tot staal voor nieuwe tractoren. De gebeurtenissen vinden plaats kort na de Praagse coup (1948), toen de werkende klasse de macht greep. De gevangenen zijn onder anderen een filosofieprofessor die weigerde om ‘decadente westerse literatuur’ af te zweren, een advocaat die het recht op verdediging beschermde en een muzikant die saxofoon speelde, een bourgeois muziekinstrument. Deze intellectuelen en artiesten worden beschouwd als vijanden van het volk, oud ijzer dat moet worden gesmeed tot ‘een nieuw soort mens’. Ondanks hun lamentabele leefomstandigheden houden ze het hoofd boven water met humor, poëzie, filosofie, romantiek en seks. Lichamelijk contact tussen mannen en vrouwen is echter verboden. Het wordt zo gemist dat het doorgeven van een verroeste obus en sensuele handeling wordt. Zij die toch stiekem seks hebben, worden gestraft met een langere opsluiting. Sommige gevangenen worden opgepakt door de geheime politie en verdwijnen naar onbekende locaties.

In vergelijking met Closely Watched Trains is Larks on a String een heel expliciete aanklacht tegen het neostalinisme. De film werd meteen na de productie in een kluis gestoptLarks on a String ging pas in première in 1990, kort na de Fluwelen Revolutie.. Dit was het begin van de ‘normalisering’ waarbij velen het land ontvluchtten. Ook regisseurs zoals Forman, Němec en Passer vertrokken naar het buitenland. Zij die beslisten om te blijven, zoals Menzel, Chytilová en Vláčil, zaten zonder werk. Wanneer Tomáš in The Unbearable Lightness of Being (Kaufman, 1988) opnieuw aan de slag wil als hersenchirurg, moet hij een document ondertekenen waarin hij zijn kritiek op de Partij intrekt. Hij weigert en gaat aan de slag als ruitenwasser. Menzel en Hrabal konden zo’n principiële houding jarenlang volhouden, maar uiteindelijk gingen ze beiden over tot een afgedwongen schuldbekentenis. Vier jaar na de Russische invasie gaf Menzel publiek zijn ‘fouten’ toe, maar weigerde in te gaan op de eis om zijn Oscar terug te geven aan de ‘zionisten van Hollywood’. In 1974 kon hij opnieuw achter de camera staan, weliswaar om een prent te draaien in de filosofie van het socialistisch realisme. Onder druk van intimidatie en uit vrees voor financiële onzekerheid kondigde Hrabal in een interview aan dat hij zich aansloot bij een schrijversvakbond die het Husák-regime gunstig gezind was. Hij kon wel vermijden om zijn vroegere gedachtengoed te moeten herroepen.

De normalisering was een tijd van buigen of barsten. Het lot van de regisseurs begon steeds meer te lijken op dat van de oudijzerrapers in Larks on a String. Menzels mentor Věra Chytilová hield wel voet bij stuk en schreef haar frustraties van zich af in een brief aan President Husák. De kans leek groot dat deze aanklacht haar eerder achter de tralies dan achter de camera zou brengen. Om ondoorgrondelijke redenenDe Tsjechische schrijver Škvorecký vermoedt dat men tegenover het Westen de schijn wou ophouden dat het best meeviel met de artistieke vrijheid tijdens de normalisering. kon ze kort daarop opnieuw aan de slag met het feministische The Apple Game (1976), een film waarin ze Menzel een hoofdrol bezorgde als een immorele gynaecoloog die heen en weer wordt geslingerd tussen twee vrouwen.

Fluwelen explosie

De beide Tsjechoslowaakse Oscarwinnaars tonen hoe gewone Slowaken (The Shop on Main Street) en Tsjechen (Closely Watched Trains) omgaan met de nazibezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. In geen van beide films wordt de Tsjechoslowaakse Communistische Partij rechtstreeks geviseerd. De newwaveregisseurs gebruikten verschillende strategieën om hun kritische kijk op het communistisch regime onopvallend in hun scripts te verweven. Eén ervan is de keuze voor een ongevaarlijk genre zoals het historisch drama of de komedie, een genre dat vanuit het socialistisch realisme zelfs werd aangemoedigd. De kracht van Closely Watched Trains schuilt in een universeel humanistische boodschap. De film levert kritiek op dictatoriale figuren en regimes in het algemeen. Hij geeft aan dat ook gewone mensen kunnen opstaan tegen een overweldigende macht door onder de radar weerstand te bieden. Menzel hanteerde dezelfde tactiek als Miloš: die van het švejkiaanse verzet. De film toont bovendien hoe mooi en krachtig die gewone mensen in hun alledaagsheid zijn. Met Miloš brengt Menzel een ode aan een empathische, kwetsbare antiheld, die in staat is om zichzelf te overstijgen en de maatschappij te veranderen. Menzel en zijn collega’s waren er zich ten volle van bewust dat het ondermijnen van het versteende ‘bureaucratisch socialisme’ een werk van lange adem zou zijn. De films van de Tsjechoslowaakse new wave-regisseurs waren als tikkende tijdbommen. Ze stonden afgesteld op meer dan twintig jaar, maar uiteindelijk droegen ze bij aan een fluwelen explosie.

Bibliografie

Hames, P. (2004). Ostře Sledované Vlaky / Closely Observed Trains. In The Cinema of Central Europe (pp. 117–127). Wallflower Press.

Hames, P. (2005). The Czechoslovak New Wave (2. ed). Wallflower Press.

Hames, P. (2014). Alienated Heroes: Marxism and the Czechoslovak New Wave. In E. Mazierska & L. Kristensen (Red.), Marx at the Movies (pp. 147–170). Palgrave Macmillan UK.

Hrabal, B., & Mercks, K. (2015). Verpletterde schoonheid. Uitgeverij Prometheus.

Liehm, A. J. (2018). Closely Watched Films. The Czechoslovak Experience. Routledge.

Škvorecký, J. (1982). Jiří Menzel and the History of the Closely Watched Trains. East European Monographs; Distributed by Columbia University Press.